Motie inzake de ontwik­ke­lingen mbt het Trans-Atlan­tische handels­ak­koord (TTIP)

De Partij voor de Dieren heeft een motie ingediend mede onderstekend door Categorie Natuurterreinden, 50Plus en de PvdA waarin het het Hoogheemraadschap vraagt zich uit te spreken tegen het Trans-Atlantische handelsakkoord (TTIP). De motie kreeg anders dan in het waterschap Amstel Gooi en Vecht onvoldoende steun en is derhalve niet aangenomen.

De Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van Delfland, in vergadering bijeen op donderdag 18 februari 2016;

Kennisgenomen hebbend van:

De discussie over de ontwikkelingen met betrekking tot het trans-Atlantische handelsakkoord Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) tussen de EU en de Verenigde Staten en het verdrag tussen de EU en Canada (CETA);

Constaterende dat:

• De Europese Commissie momenteel gesprekken voert met de regering van de Verenigde Staten van Amerika over het vrijhandelsakkoord TTIP;

• Er hierover discussie is gevoerd tijdens de commissievergaderingen GSG van het Hoogheemraadschap van Delfland op 3 november en 1 december 2015; Overwegende dat:

• Er een gebrek is aan transparantie inzake de onderhandelingen over het TTIP verdrag, een gebrek aan participatie van alle beleidsniveaus, maar ook gebrek aan participatie van het middenveld en de burgers;

• Er sprake is van verontrustende mogelijke gevolgen van dit verdrag volgens de huidige versie voor de concurrentieverhoudingen, sociale normen, milieu, dierenwelzijn, economie, gezondheid, landbouw, intellectueel eigendom en cultuur;

• In het slechtste geval de posities van overheden bij de levering van publieke diensten kunnen worden opengebroken ten gunste van concurrentie door private productie en levering mits zij niet expliciet in het TTIP verdrag worden uitgezonderd;

• Het van belang is om het huidige beschermingsniveau van de sociale, gezondheids- en milieunormen die gelden binnen de EU te behouden en respect ervoor door Europese en buitenlandse ondernemingen op de Europese markt te waarborgen;

• De onderhandelaars van het verdrag een mechanisme verdedigen waarbij geschillen tussen investeerders en staten buiten de rechterlijke macht om door een apart arbitragetribunaal (ISDS) beslecht kunnen worden. Overheden (ook lokale) zouden daarbij direct overgeleverd worden aan de zakenadvocaten van particuliere ondernemingen. Dat kan betekenen dat alle regelgeving (sociaal, gezondheid, voedsel, milieu, dierenwelzijn, cultuur of technologie) die door een overheid wordt goedgekeurd, aangetast kan worden door private bedrijven, die vinden dat deze regelgeving hun toekomstige winsten in het gedrang zal brengen;

• Een dergelijke juridische constructie de slagkracht van publieke overheden, dus ook van waterschappen, inperkt om publieke dienstverlening te waarborgen (bijvoorbeeld schoon drinkwater, rioolwaterzuivering), om kwalitatieve criteria op te nemen in overheidsaanbestedingen, om sociale rechten en bescherming te garanderen, en om transparantie in prijsvorming en heffingen te waarborgen;

• Het van belang is voor het Hoogheemraadschap van Delfland en zijn huidige PPS-en dat diensten volgens dit verdrag niet tegen betaling mogen worden geleverd of concurreren met een andere aanbieder mits deze diensten voor Nederland worden uitgezonderd in het verdrag;

• De verplichtingen van het TTIP verdrag bindend zullen zijn voor alle bestuursniveaus en het Hoogheemraadschap van Delfland daardoor gedwongen kan gaan worden om eigen initiatieven en beleid te wijzigen of zelfs te annuleren, ten gevolge van de ondertekening van dit verdrag;

Spreekt uit dat:

Het TTIP verdrag in concept en vorm, en de ISDS-clausule in het bijzonder, een bedreiging vormen voor het eigen rechtsgebied en de bevoegdheden van het Hoogheemraadschap van Delfland en schadelijk kan zijn voor het waterschap omtrent sociale normen, milieu, natuur, economie, cultuur, gezondheid, landbouw, dierenwelzijn, intellectueel eigendom en de transparantie die een publiek orgaan in Nederland dient te betrachten;

Verzoekt het college van D&H om:

Dit standpunt van het algemeen bestuur uit te dragen richting de Unie van Waterschappen, de minister van Infrastructuur en Milieu, de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Tweede Kamer, Europese Commissie, Raad van Ministers van de EU en Europees Parlement; En gaat over tot de orde van de dag.